De navolgende gegevens zijn ontleend aan “ Terschellinger historie “ door A.J.Zaal en artikelen van de hand van Jan van Dieren die veel onderzoek heeft gedaan.
Al vóór 1502 stond er een korenmolen op het eiland. Dat was ongetwijfeld en een van het oudste type, een houten standerdmolen waarvan het hele molenhuis, de kast, draaibaar was om de wieken altijd op de wind te kunnen zetten. Zo’n molen had als regel één koppel maalstenen om graan tot meel te malen. De vroegste molen stond wat ten westen van de huidige molen van Formerum. Op een kaart van 1556 staat hij als standerdmolen getekend tussen Midsland en de Vijfpoort.
In 1599 wilden die van Westeinde zelf een korenmolen hebben om de verre reis naar Formerum niet meer te hoeven maken. In 1611 werd er weer over gesproken maar in 1612 is hij er dan toch.
Hij stond toen ten oosten van de Molenstraat op een plaats die sinds lang in de haven ligt, oostelijk van waar nu restaurant Zeezicht is. Het is de molen die te zien is op de bekende plaat van de brand van het dorp in 1666.
In 1723 verklaren de molenaars dat ze tegen hoge kosten een nieuwe molen hebben laten bouwen. De oude molen was vermoedelijk al niet zo best meer en hij stond inmiddels al bijna op de waterkant. Dat was in ieder geval nog zo in 1719. De nieuwe molen was gebouwd op het duin ten noorden van de Brandaris, ter hoogte van de huidige Duindoornstraat.
Al in 1721 was er een kwestie tussen de bakkers en de molenaars wat doet vermoeden dat de molen toen al op de nieuwe plaats stond.
Een oude kaart laat zien dat de nieuwe molen inmiddels van een moderner type was, een zogenaamde bovenkruier. Zo’n molen had een vaste romp met alleen een draaibare kap om de wieken op de wind te zetten.
De huidige molen op Formerum is zo’n “ bovenkruier “.
Uit een opgave voor de grondbelasting van 1830 blijkt dat het een houten molen was met twee koppels maalstenen en een vlucht, diameter van het wiekenkruis van 72 voet oude maat. Dat zal ongeveer 20 meter zijn geweest.
Vermeld werd toen dat de molen niet meer met alle winden kon malen door belemmering als gevolg van het verstuiven van de duinen.
Ene Hendrik Stobbe deed enkele pogingen om de molen te kopen wat echter maar niet lukte. Hij vroeg en kreeg in 1838 vergunning om dan maar bij Dellewal een nieuwe molen te bouwen. Dat werd degene die in 1876 zou worden afgebroken en verplaatst naar Formerum, de huidige molen.
In 1840 lukte het Stobbe alsnog om door aankoop de concurrentie uit te schakelen. Uit de verkoopakte blijkt dat de molen toen een koren en pelmolen was. Met een pelsteen kon gerst worden ontdaan van de bast om tot gortepap o.a. te worden bereid. De molen werd nu stilgezet maar was als zeebaak nog zo belangrijk dat het Departement van Marine jaarlijks 100 gulden voor de instandhouding gaf. Dat was maar van korte duur want in de avond van 30 september brandde hij door blikseminslag tot de grond toe af.
In een krantenadvertentie werd door de overheid hiervan melding gemaakt in het belang van een goede navigatie. Als vervanging werd een houten kaap geplaatst. Zo’n 120 jaar had de molen samen met de Brandaris in zekere zin de skyline van Terschelling vorm gegeven. Dat moet, zeker als de molen draaide, een indrukwekkend gezicht hebben opgeleverd. Al die jaren dienstbaar aan samenleving en scheepvaart. Een belangwekkend verhaal.